17 november 2020 Promotie Kadi Lõhmussaar: Organoïden als een nieuw model voor gynaecologisch oncologisch onderzoek Terug naar nieuws Kadi Lõhmussaar, uit de groep van Hans Clevers, heeft op 17 november haar proefschrift getiteld “Organoïden als een nieuw model voor gynaecologisch oncologisch onderzoek: Dageraad van precisiegeneeskunde in kankeronderzoek” succesvol verdedigd. Lõhmussaar ontwikkelde meerdere nieuwe organoïdemodellen die gebruikt kunnen worden voor onderzoek naar gynaecologische kankers. Door deze modellen te combineren met CRISPR-Cas9 – een geavanceerde techniek voor genbewerking, kon zij de oorsprong van eierstokkanker onderzoeken, die in het epitheel van de eileiders bleek te liggen. Ook droeg ze bij aan het samenstellen van een biobank van maar liefst 56 verschillende varianten van het organoïdemodel die elk een ander subtype van eierstokkanker modelleren. Deze biobank is toegankelijk voor de gehele wetenschappelijke gemeenschap. Met haar onderzoek past Lõhmussaar organoïdetechnologie toe in de gynaecologische oncologie en brengt ze ons een stap dichterbij gepersonaliseerde behandelingen. Er bestaan vele gynaecologische kankersoorten die verschillende delen van de vrouwelijke geslachtsorganen – zoals de eierstokken, eileiders, baarmoeder en baarmoederhals – aantasten. De manieren waarop deze kankers eerder werden gemodelleerd hebben veel tekortkomingen. Onderzoekers gebruikten vaak 2D cellijnen, maar deze kunnen de tumor niet volledig nabootsen. Ook worden muismodellen veelvuldig ingezet, maar door verschillen in de voortplantingsbiologie kunnen deze resultaten niet direct vertaald worden van muizen naar mensen. Het doel van Lõhmussaar en haar collega’s was daarom om een nieuw organoïdemodel voor gynaecologische kanker te ontwikkelen. Ze begonnen met het modelleren van de agressiefste en meest voorkomende vorm van eierstokkanker. De oorsprong ligt in de leiders, niet de eierstokken De oorsprong van deze vorm van eierstokkanker staat al tijden ter discussie. Zoals de naam al aangeeft, werd vroeger gedacht dat de oorsprong ligt in het eierstokepitheel, de weefsellaag die de buitenkant van de eierstokken bedekt. Recenter onderzoek doet echter vermoeden dat deze kankervorm in het epitheel van de eileiders, en niet de eierstokken, ontstaat. Lõhmussaar en haar collega’s richtten zich tot organoïdetechnologie om dit verder te onderzoeken. Met organoïdetechnologie kunnen onderzoekers mini-organen laten groeien in het lab. Deze zogenaamde organoïden zijn ongeveer een halve millimeter groot en bootsen de functie van echte organen na. Organoïden kunnen worden gekweekt uit het weefsel van verschillende diersoorten, waaronder muizen en slangen, maar ook uit gezond of ziek weefsel van mensen. Lõhmussaar kweekte organoïden uit weefsel van eileider- en eierstokepitheel van muizen. Vervolgens gebruikte ze de techniek CRISPR-Cas9 om een bepaalde set genen uit beide modellen te verwijderen en daarmee de ontwikkeling van tumoren te induceren. Ze transplanteerde de organoïden in muizen en zag dat de organoïden gekweekt uit weefsel van de eileiders snel tumoren ontwikkelden, terwijl de eierstokorganoïden dit niet deden. Het lijkt er dus op dat de oorsprong van de meest voorkomende vorm van eierstokkanker niet in de eierstokken maar in de eileiders ligt – in ieder geval bij muizen. Nieuw modelsysteem Onderzoekers kunnen ook organoïdemodellen kweken uit ziek weefsel van mensen. Er zijn al veel succesvolle organoïdemodellen gekweekt uit kankerweefsel van patiënten, bijvoorbeeld van de dikke darm, alvleesklier en lever. Een lange-termijn organoïdemodel voor eierstokkanker ontbrak echter nog. Lõhmussaar levert in haar proefschrift een protocol voor het ontwikkelen van organoïden uit het weefsel van patiënten met verschillende subtypen van eierstokkanker. Hiermee presenteert zij samen met haar collega’s het eerste lange-termijn modelsysteem op het gebied van eierstokkanker. Nu ze de organoïdetechnologie voor het modelleren van eierstokkanker hebben geoptimaliseerd, kan het protocol worden aangepast en gebruikt om organoïden te kweken uit weefsel van andere gynaecologische kankersoorten. Hiermee brengt Lõhmussaar organoïdetechnologie naar het veld van gynaecologische oncologie en presenteert zij een waardevol middel voor verder onderzoek. Organoïdelijn van eierstokkanker. Credit: Kadi Lõhmussaar, copyright Hubrecht Institute Biobank Maar daar stopte ze niet. Samen met haar collega’s ontwikkelde ze maar liefst 56 verschillende organoïden die elk een ander subtype van eierstokkanker modelleren. Deze organoïdelijnen zijn verzameld in een biobank die toegankelijk is voor de gehele wetenschappelijke gemeenschap. Onderzoekers van over de hele wereld kunnen ze dus gebruiken voor hun eigen projecten. De organoïden maken het niet alleen mogelijk om de moleculaire verschillen tussen verschillende typen eierstoktumoren te onderzoeken, ze kunnen ook worden gebruikt voor het screenen van medicijnen. Lõhmussaar legt uit: “We kunnen nu organoïden kweken uit weefsel van patiënten en die bootsen de tumor van de patiënt heel goed na. Het uiteindelijke doel van dit soort onderzoek is om toe te werken naar precisiegeneeskunde. We willen de organoïdemodellen gebruiken om te onderzoeken welke behandeling het best werkt voor een specifieke patiënt.” Met dit doel voor ogen is het nu belangrijk dat er vergelijkend klinisch onderzoek wordt gedaan om erachter te komen hoe goed de organoïdemodellen de reactie van patiënten op medicijnen daadwerkelijk nabootsen. Als wordt bewezen dat de modellen werken, kan voor iedere individuele patiënt een organoïdemodel worden gemaakt in het lab waarmee kan worden onderzocht welke behandeling het meest effectief is voor hun tumor. Alternatieve verdediging De ceremonie van Lõhmussaar’s verdediging was anders dan normaal. “Gasten waren niet welkom in het Academiegebouw, zelfs niet mijn opponenten. Alleen mijn paranimfen, mijn promotor, de voorzitter en ik waren welkom. De opponenten waren virtueel aanwezig en mijn gasten konden meekijken via een livestream. Hierdoor kon mijn familie – die niet vanuit Estland naar Nederland kon komen door de pandemie – er toch een beetje bij zijn,” vertelt ze. Nu Lõhmussaar haar doctoraat heeft behaald, gaat ze een postdoc doen in Kopenhagen, hopelijk vanaf januari. Wanneer ze gevraagd wordt naar deze volgende stap in haar carrière, vertelt ze: “De afgelopen jaren in de Cleversgroep hebben me gemaakt tot de onafhankelijke onderzoeker die ik nu ben en hebben me het vertrouwen gegeven dat ik een postdoc aan kan.” Maar haar tijd in het lab van Clevers was allesbehalve eenzaam. “De Cleversgroep is een echte gemeenschap. Je kan iedereen om hulp vragen en we vullen elkaar echt aan. En dat geldt eigenlijk voor het hele Hubrecht: ik heb me altijd welkom gevoeld en fantastische connecties gemaakt tijdens mijn tijd hier.” Kadi Lõhmussaar zal haar onderzoek naar stamcellen en het modelleren van ziektes voortzetten in het lab van Kim Jensen in Kopenhagen, al wordt de exacte invulling van haar project later bepaald.